Werkwijze
Het ongefilterde drinkwater stroomt door de inlaatzijde het filter in en dringt door de filterkaarsen naar de zuiverwateruitlaat. Daarbij worden vreemde deeltjes met een grootte, afhankelijk van de filterkaars, van > 100 µm tegengehouden. Afhankelijk van de grootte en het gewicht blijven de vreemde deeltjes aan de filterkaars hangen of ze vallen direct omlaag en hopen zich op het laagste punt van het filter op. Door toenemende belading van de filterkaarsen stijgt het drukverschil tussen ruwwaterinlaat en zuiverwateruitlaat. Wordt het drukverschil van 0,8 bar bij de flowcapaciteit van het filter overschreden, dan moeten de filterkaarsen worden vervangen.